De Wattals

27 november 2022

Elke dag kleppert mijn brievenbus. Ik ben overgevoelig voor geluid, maar dat geluid vind ik prettig. Dan ligt er weer een pakje, kaartje, handgeschreven brief, of tekening op de deurmat, en soms meer dan één. De boekjes, kaarsjes, bloemen, zeepjes, chocola en natuurlijk voodoopoppetjes van Chinese massamakelij zijn balsem op de ziel. Uit Zuid-Afrika krijg ik umuthi opgestuurd om geneeskrachtige thee van te trekken. Citra had obats meegenomen uit Indonesië. Er worden kaarsjes voor me gebrand in kerken. uNkulunkulu, Allah, Onze Lieve Heer en alle heiligen, Zulu voorouders, en Javaanse al dan niet stille krachten zijn in stelling gebracht. En het helpt! Het is ontzettend belangrijk om te weten dat zoveel mensen aan me blijven denken en met me blijven meeleven, want de combinatie van sociale isolatie en onzekerheid over de vooruitzichten en de toekomst is het moeilijkst. Die uitdaging kan ik makkelijker aangaan met zoveel steun. Dus dank daarvoor!

Nog steeds wordt mijn wereld elke week kleiner. Mijn verlies aan conditie na drie maanden stilzitten gaat me nu parten spelen. Aan de ene kant is dat de bedoeling. Het geitenpaadje naar herstel moet eerst omlaag. Ik krijg nu onmiddellijke feedback op teveel inspanning. De shocks die altijd met vertraging komen beginnen dus aardig uit te doven omdat ik gewoon bijna niets meer doe. Volgens mijn case-manager van C-Support is dat een goed teken omdat het lichaam zo in staat gesteld wordt om te herstellen (of het dat ook doet moet nog blijken – daar zijn vooralsnog geen tekenen van, maar iedereen zegt: Moed houden). Aan de andere kant is het riskant, omdat nu zelfs minieme inspanningen, zoals de trap oplopen of lang rechtop zitten, mij daadwerkelijk fysiek vermoeien en een inspanning daarmee een overspanning/overprikkeling wordt. Ik heb daar vooralsnog geen shock van gekregen, maar er doemt nu een volgend probleem op.
 
Het rempedaal van mijn autonome zenuwstelsel is stuk. Dat betekent dat mijn lichaam na inspanning de ruststand niet terug kan vinden. Het blijft in actiemodus. Dat is al zo sinds de infectie in Manilla in augustus, maar het was tot nu toe met veel meditatie en ademhalingsoefeningen min of meer te hanteren. Nu mijn hartslag door conditieverlies al omhoog gaat bij het opwarmen van een prakje of het maken van een kopje thee, wordt dat moeilijker. Mijn hartslag blijft rond de 100 slagen per minuut in rust, zelfs met de meest rustige geoefende ademhaling. Probeer dan maar eens te slapen, of mentaal een beetje tot rust te komen. Het is me gelukt vannacht om 4,5 uur achter elkaar te slapen – daar ben ik ontzettend trots op want dan kan ik tenminste een aantal slaapcycli doorlopen. Maar mijn hartslag was nog even hoog vanochtend. En of ik uitgerust wakker werd… nou nee.

Ook dit is weer een kwestie van radicale acceptatie. Ik kan er van alles van vinden, en het helemaal stukanalyseren, maar het is er gewoon, en het enige wat ik kan doen is erbij blijven. En dankzij de onmiddellijke feedback kan ik dus nog gedisciplineerder aan pacing doen, nog kortere, kleinere porties activiteit, iets wegleggen VOORDAT ik moe word, langer op bed liggen, nog minder zelf doen, misschien even geen wandelingetje meer. Over deze update heb ik daaaaaagen gedaan. 

Dit is het fysieke verhaal, en dat is eigenlijk vrij overzichtelijk, al is het klote. Het mentale verhaal is veel lastiger en onduidelijker. Want niemand weet waar dit eindigt (hoe diep is het dal waar ik nog steeds in afdaal?) en hoe lang dit gaat duren (wanneer is er weer een geitenpaadje omhoog?) Mijn case-manager van C-Support weet alleen dat het heel, heel, heel erg lang gaat duren, en dat herstel millimeter voor millimeter zal gaan met onvermijdelijke terugvallen (shocks) in het hersteltraject (als dat al inzet – ik merk er nog niks van) omdat de grenzen die ik overschrijd vaak niet waarneembaar zijn. Ik reken al op een jaar. Zij wil er geen termijn aan verbinden.

Dat gebrek aan perspectief is het zwaarst. Ik heb best wat ervaring in omgaan met ziekte en even uitgeschakeld zijn, desnoods lang uitgeschakeld zijn. Ik verveel me niet snel – kan me een hele middag amuseren met het kijken naar een wolk. Maar niet weten of en wanneer ik weer beter word… Pfffffff. (Het helpt trouwens ook enorm dat mensen blijven zeggen dat het weer goed komt, dus blijf dat vooral doen).

Met mensen die iets vergelijkbaars hebben meegemaakt (en daaruit gekomen zijn!) reflecteer ik op het parallelle universum waarin ik terecht gekomen ben. Iedereen leeft zijn leven dat steeds minder overlap heeft met het mijne. Ervaringen van tijd (een middag met een wolk), ruimte (mijn slaapkamertje aan de achterkant van mijn huis van 3,5 bij 1,5 meter) en me verhouden tot andere mensen zijn in een volstrekt autonome dimensie terecht gekomen. 

Normale dingen zijn in mijn kleine wereld heel groot: gewoon stemgeluid is te hard, gewone emoties zijn te heftig. Muziek beluisteren, televisie kijken, lezen en natuurlijk schrijven - het kan alleen af en toe in hele kleine porties. Sociale interactie doe ik eigenlijk alleen omdat het me mentaal zo opbeurt. Fysiek is het eigenlijk niet te doen. (Maar het is mentaal ook echt nodig, dus blijf ook komen en afspraken maken, al kan het maar voor 10 minuten!) Alles wat het leven de moeite waard maakt is nu even niet te doen. Ik hoop echt dat dat weer over gaat.
 
Iets minder normale dingen worden dan gigantisch: we hebben een lekkage in het pand dat ik en mijn twee buren (ernaast en eronder) bewonen. Ik ben dolblij met mijn buren (ze lezen mee). Ik had niet geweten hoe we dit hadden moeten handelen als ze niet zo aardig, flexibel, begripvol en hulpvaardig waren als ze zijn. Maar de schoonmaker over de vloer is eigenlijk al teveel. Laat staan werklieden die een riool moeten inspecteren. Het leidde de afgelopen week tot een ongelooflijke hoeveelheid stress – verhoogde hartslag dus – maar tot mijn trots en opluchting ben ik er ook weer min of meer van hersteld, heb ik er geen zware shock van opgelopen, en lukt het weer momenten van rust en tevredenheid te vinden. Mijn veerkracht komt me goed van pas.

Dus in mij wordt het een aardige dierentuin. We hebben de Berggeit met de Twee Kunstheupen (iemand moet daar ooit nog eens een ballet op componeren...). We hebben de Stresskip met Veerkracht (je weet wel: die bruine dons die terug“veert” als je de kip loslaat). En we hebben ook de Wattals. De Wattals is een bijzonder interessant creatuur in mij dat ik pas onlangs heb leren kennen (de Stresskip kende ik al langer – ze werken samen) en volgens mij is hij een vent. Ik spreek hem aan met “hij”, dus daar zal een reden voor zijn. Hij is een aaseter. Net als zijn verre neef de jakhals.

In mijn vorige update had ik het over het loket voor pieker- en jammergedachten dat ik heb ingesteld en dat alleen op sommige momenten van de dag geopend is. Dat scheelt een enorme berg energie, want de meeste van die piekergedachten zijn zinloos, en als je ze even parkeert op een bankje met een kopje koffie en een koekje dan verdwijnen de meesten voor het loket opengaat omdat ze mettertijd vanzelf overtuigd raken van hun eigen zinloosheid. Onder die piekergedachten vallen de wattalsen met betrekking op het verleden zoals ik ze in mijn vorige update beschreef: “Wat-als ik dit of dat wel/niet had gedaan? Was ik dan nu minder ziek geweest?” Iedereen kan bedenken dat zulke wattalsen totaal zinloos zijn want niemand kan er meer iets aan veranderen. Dus die wattalsen laten hun koffie staan en stappen uit eigen beweging op.

Dat is anders bij de wattalsen die betrekking hebben op de toekomst. Die zijn net zo zinloos maar ze hebben de zelfreflectie niet om dat in te zien, want er kan immers nog wat, al weet niemand wat (ziehier de samenwerking met de Stresskip). De meest belangrijkdoenerige en daarmee storende Wattals is deze: “Wat-als deze situatie over een jaar of twee jaar nog zo is? Wat dan?” Deze Wattals ontvang ik ook netjes met een kopje koffie en een koekje in de wachtruimte, maar hij houdt zich niet aan de openingstijden van het loket. Daar vindt ie zichzelf te belangrijk voor. Want wie weet kan er nog wat. Maar wat?

Als het loket open is heb ik twee hele goede antwoorden voor deze Wattals. 1. Niemand weet hoe het leven er over twee jaar uitziet. Het is niet te voorspellen en ook niet te beheersen. Misschien heeft iemand die nu kerngezond rondloopt dan long Covid. Misschien heb ik over twee jaar de liefde van mijn leven gevonden. En weer verloren. Misschien krijgt één van mijn beste vrienden een fataal ongeluk. Of wint de loterij. Misschien heeft Poetin intussen op die knop gedrukt. We hebben er geen controle over, dus het is verspilde energie om daar nu moeilijk over te lopen doen. Dat geldt niet alleen voor mij. Dat geldt voor iedereen. 2. Als het inderdaad over twee jaar nog zo is dan heb ik nog steeds een rijk leven met meer ervaringen dan een gemiddelde tachtigjarige en een warm bad van lieve mensen om me heen. Dat blijft. Niets kan me dat meer afnemen.

Maar vooral in dat laatste antwoord heb ik zelf nog niet erg veel vertrouwen. Dat ruikt de Wattals. Hij staat te jengelen aan de balie, stopt niet met vragen, tot ik er gek van wordt. Hier kun je aan zien dat ik een nep-Boeddhist ben. Als ik een echte Boeddhist was geweest was ik ook deze pretentieuze Wattals met vriendelijke aandacht tegemoet blijven treden, voorbij de koffie en het koekje, want dat is kennelijk niet genoeg voor hem. Maar daar heb ik gewoon echt geen zin in hoor. Lazer een eind op met je Wat-als?. Hopsakee. Trap onder je kont. De deur uit jij. En die eindeloze vriendelijke aandacht is op een gegeven moment ook op. Sodemieter op.

Maar de echte Boeddhist weet wat er dan gebeurt. Als je aspecten van jezelf niet met vriendelijke aandacht tegemoet treedt, komen ze via een achterdeurtje weer binnen en gaan dan achter de balie op de meest oneigenlijke tijden rotzooi zitten trappen. Bijvoorbeeld als ik wil slapen. Of als ik na een redelijk goede nacht in redelijk goede stemming wakker word. Juist dan steekt de Wattals zijn kop om de hoek: “Jamaar, wat-als dit over twee jaar nog zo is? Wat dan?” Weg stemming. Klote-Wattals.

Mijn dierbare vriend, collega en partner-in-crime meLê yamomo kwam vandaag met een hele andere invalshoek in een van zijn fameuze en briljante hermeneutische exercities. “Het staat al in de Bijbel” verklaarde hij stralend als Marxistische ex-Katholiek. Volgens de Wet van Mozes moet elk zevende jaar (het sabbatsjaar) de grond rust krijgen. Dan worden schulden kwijtgescholden, is er vergeving, voleinding en volmaaktheid (Ik heb het effe opgezocht: Exod. 23:11; Lev. 25:1-7; Deut. 15:1-9 en 31:10). En heeeeeel toevallig heb ik komende dinsdag op de dag af 7 keer 7 jaren lang doorgebikkeld, zonder noemenswaardig sabbatical. En nu ligt het Land van Bar baar. Uitgeput. Braak. Het Bar-baarse Land moet gewoon effe rust krijgen, pauze houden, even niets op verbouwen. “Tjemig, misschien bestaat er toch een god” prevelde ik. “Het is eeuwenoude kennis die geformaliseerd is in religieuze teksten” zei meLê nuchter. “En wij houden ons er nu niet meer aan: die sabbatsdag en dat sabbatsjaar. En dat krijgen we dan na 7 keer 7 jaar op ons bordje. Maar daarna” vervolgde hij vrolijk, “komt natuurlijk het jubeljaar.” Dan verwelkomen we je terug.”

Volgens de Wet van Mozes moet ik dus nog zeven achterstallige sabbatsjaren op de blaren zitten, maar aangezien schulden in het sabbatsjaar worden kwijtgescholden, en mijn jubeljaar al volgend jaar is, hoop ik dat ik deze schuld in het komend jaar kan inlossen. De schietgebedjes, umuthi en guna-guna moeten we daar maar even op inzetten. Al denk ik dat die pretentieuze Wattals sowieso niet tegen Mozes op kan…

Comments

Popular posts from this blog

De Trouwe Klokkenluider

De politiek van het ziek zijn (en beter worden)

Kennisvorming (2)