Op vrije voeten

Afgelopen donderdag was ik voor het eerst sinds 2022 weer eens op Amsterdam Centraal, om de presentatie van een boek bij te wonen op het Conservatorium, waaraan ik had bijgedragen voor ik ziek werd. (Het is maar goed dat publicatieprocessen in de academie zo lang duren. Gedurende mijn ziekte hebben wel drie artikelen van mij het licht gezien: deze Hs 3, deze p.110 en nu dus deze Hs 8.)

Hoewel ik de afgelopen maanden af en toe naar kantoor ben geweest en dus op gezette tijden in Amsterdam ben, stap ik dan altijd bij Station Amstel uit omdat daar mijn fiets staat en dan fiets ik naar kantoor op mijn eigen fiets. Maar het Conservatorium ligt zo ongeveer naast CS, dus als ik daar iets te doen heb, ga ik via CS.

Ik realiseerde me pas dat het zo lang geleden was dat ik in dit deel van Amsterdam was geweest omdat ze het spoor-emplacement tussen Muiderpoort en CS aan het verbouwen zijn. Een bekende plek die plotseling anders is. Alleen dàn voelt het niet alsof je hier gisteren nog was. In alle andere gevallen lijkt die anderhalf jaar er gewoon tussenuit geknipt te zijn, en lijkt het wel gisteren.

Toen ik was uitgestapt en de trap naar een van de passages onder het station was afgelopen, liep ik tegen een muur op. De passage was dicht wegens werkzaamheden. Ik meldde me bij een informatieloket, en omdat ik me al had gerealiseerd dat ik hier zo lang niet geweest ben, kon ik dat duidelijk maken aan de loketbeambte: "Ik ben hier een tijdje niet geweest. Kunt u me zeggen waar de uitgang is?"

"Nou mefrou" zegt die loketbeambte in heerlijk onvervalst Amsterdams. "Dat sall 'k u is effe fettèlle. Die hebbe we speesjaaall foor u festopt. Soekpllaaatje!" We schaterden het beiden uit, en toen wees hij me hoe ik via een ander perron naar een passage kon die wel open was. 

"Hè wat heerlijk" dacht ik bij mezelf terwijl ik op mijn eigen bejaardentempo, maar zonder stress of kortademigheid naar de andere passage liep. "Ik ben weer in Amsterdam." Het was alsof ik op vakantie was. Ik wandelde op mijn gemakje het stationsplein op. Het begon donker te worden, er brandden lichtjes. Ik liep langs de enorme Nicolaaskerk, ik hoorde een tram klingelen. En ik voelde me weer levend worden. Opnieuw het vertrouwen dat ik weer deel kan hebben aan een normaal bestaan. En de grenzeloze opluchting en dankbaarheid die daarmee gepaard gaan. Ik wil niet zeggen dat het die rotziekte waard was om dit gevoel nu keer op keer weer te hebben (weer kunnen meezingen, weer kunnen feesten, weer kunnen spreken zonder me hondsberoerd te voelen), maar het is wel een supergevoel.

En toen kwam ik bij de fietsenstalling om een OV-fiets te huren. Het Conservatorium is dan wel dichtbij CS, maar op een fiets is het net iets relaxter, zeker op de terugweg. Ook die stalling ken ik als mijn broekzak en de fietsenmakers die daar een oogje in het zeil houden ook. Ik groette ze en vroeg of ik een OV-fiets kon huren, zoals ik gewend ben.

Ze keken me niet-begrijpend aan. Ga je gang, gebaarden ze naar de rijen geel-blauwe OV-fietsen die er stonden. Ik keek even niet-begrijpend terug want ik had geen fietssleuteltje van ze gekregen die ze me pas geven als ze mijn OV-kaart gescand hebben. Ik begreep dat de enige manier om uit deze impasse te komen was toe te geven dat ik ook hier kennelijk iets gemist had omdat ik al anderhalf jaar geen OV-fiets meer had gehuurd.  

Toen ik uitgelegd had dat ik anderhalf jaar ziek ben geweest en daarom niet wist wat de bedoeling was, begrepen ze dat ze me even moesten helpen. Je kunt tegenwoordig zelf met je OV-kaart je fiets van het slot halen en weer op slot zetten. Ik oefende het even en bedankte ze. "Het voelt alsof ik anderhalf jaar in de bak gezeten heb," zei ik. En daar moest de fietsenmaker erg om lachen.

Maar eigenlijk is het ook gewoon zo: ik heb anderhalf jaar lang min of meer gevangen gezeten, terwijl de wereld doordraaide. Alleen het tempo van academische publicatieprocessen is laag genoeg om net te doen alsof ik de afgelopen anderhalf jaar niet vleugellam was. 

En nu ben ik weer vrij! En om goed met die vrijheid om te gaan, moet mijn lichaam er stapje voor stapje aan wennen: reïntegratie in de maatschappij, net als een baaajeskllant (op z'n Amsterdams). 

Ook het Conservatorium is een betekenisvolle plek. Daar heb ik mijn laatste college gegeven voor ik instortte in oktober 2022. Ik herinner me het als een superleuk college, maar ik wist eigenlijk al dat ik het me niet kon veroorloven omdat ik al eerder zulke verschrikkelijke Dementors' Kisses had gekregen. En deze loog er ook niet om. Ik wist toen dat ik niets meer kon zonder daar verschrikkelijk voor afgestraft te worden. En dat leidde tot totale ontreddering. 

En nu stond ik daar weer. Onder vrienden, die de vele daar aanwezige collega's intussen geworden zijn. Ik was opgewonden, en dus kortademig, en het kostte me fysieke moeite de grote stap het podium op te zetten, maar dat gaf niet. Ik kon zeggen wat ik wilde zeggen in de paar minuten die daarvoor stonden, en als ik eenmaal weer meer gewend ben aan podia, dan zal die kortademigheid ook wel wegtrekken. Ik realiseerde me: voor ik ziek werd had ik die opwinding en ongedurigheid ook als ik moest spreken (ik voelde me nu niet anders dan anders), maar toen kon ik het lichamelijk reguleren en toch beheerst spreken. Dus juist die regulering ga ik weer oefenen in een veilige omgeving de komende maanden. Daar verheug ik me op.  

En ik heb er (inclusief borrel en nazit bij de Chinees) geen terugslag van gekregen. De Dementors lijken verdreven...

Comments

Popular posts from this blog

De Trouwe Klokkenluider

De politiek van het ziek zijn (en beter worden)

Kennisvorming (2)