Vrije vogel

En voor de derde (of misschien wel vierde) keer op rij is er goed nieuws te melden. Ik kan er niet meer omheen dat ik herstellende ben, al moet ik elke dag rekening houden met een terugval. Ik heb me voorgenomen vaker kortere blogs te schrijven. Eens kijken of dat lukt. Er is zoveel waarover ik wil bloggen: over mijn (soms bizarre) waarneming van geluid bijvoorbeeld, of over het afgesneden zijn van normaal menselijk verkeer. Juist nu dat weer een beetje meer kan, merk ik het verschil op. 

Sinds een dag of 10 fiets ik weer, voor het eerst sinds november. Een rondje om het park, niet ver, maar het voelt alsof ik kan vliegen. Zodoende kan ik nu bijna elke dag zowel een kwartier wandelen als een kwartier fietsen: een half uurtje beweging in de buitenlucht verspreid over de dag. Nog steeds op momenten dat er weinig mensen op straat zijn. En op bejaardentempo. Maar je moet ergens beginnen. En de grote winst is: ik doe het niet als ik niet zeker weet dat ik me er toe in staat voel. 

Daarnaast heb ik, zoals jullie hebben meegekregen, een journalist van NRC op beleefde wijze alle hoeken van de kamer laten zien naar aanleiding van onzorgvuldige berichtgeving over long Covid in die krant. De Ombudsman reageerde uiterst lauw met formuleringen als “niet zo handig opgeschreven maar uiteindelijk toch wel begrijpelijk”, etc. Die blijft achter zijn mensen staan. Snap ik ook wel. Maar noem het dan geen ombudsman. Een ombudsman is onafhankelijk. Nouja, ik laat het los. Maar die fileer-exercitie gaf me wel energie, moet ik zeggen, al kostte het ook een lieve duit energie… 

Ik zing weer mee met de muziek die ik opzet. Mijn stem kraakt, mijn stembreuk lijkt groter en rafeliger. Ik heb gedurende mijn confrontatie met het SARS-CoV-2 virus nooit enige problemen met mijn longen gehad, maar mijn ademsteun is weg. Ik moet ongelooflijk vaak lucht bijhappen. Het heet misschien toch niet voor niets een respiratory syndrom. Mijn ergotherapeut zegt dat zingen de beste manier is om de ademhaling weer op niveau te krijgen. Dus dat doe ik dan maar als het me zo uitkomt. Sorry buren… 

Maar een absolute mijlpaal was de ongelooflijk bijzondere uitvaart van mijn formidabele tante, 80 jaar, de jongste zus van mijn vader, Geny. Geny trok zich nooit iets aan van wat andere mensen van haar zouden kunnen vinden. Ze was volstrekt autonoom. Haar universum was spiritueel en vogelcentrisch. Vogels waren haar grote voorbeelden, in hoe ze vrij vliegen, manoeuvreren, trekken, zingen, communiceren. 

We belden geregeld (zij belde vooral) en ik had haar vorig jaar nog opgezocht, vlak voor mijn heupoperatie, omdat ik niet zeker wist hoe lang ze nog onder ons zou zijn. Nog best even dus, al had ze het zo tegen het einde wel gezien met het aardse bestaan. Ze wilde vliegen. Dus ze ging, op de laatste dag van februari.
 
Ik wilde heel graag naar de uitvaart maar kon dat wel? Het past in elk geval niet in mijn energierantsoen, maar een vrije vreemde vogel uitzwaaien doe je ook maar één keer, dus zowel mijn ergotherapeut als mijn psych zeiden: doen. Je voelt je dan in de dagen erna wat minder, het kan een terugval uitlokken, maar dat is tijdelijk en richt geen schade aan. 

Het kon enkel en alleen omdat Emile stand-by was. Emile heeft me naar Purmerend gereden en terug en de wetenschap dat ik op elk moment (ook halverwege) weg zou kunnen en dan meteen naar huis zou kunnen hielp om het vol te houden.

Dan kom ik eigenlijk al in het blog over het sociaal afgesneden zijn terecht. (Het lukt niet: één kort blogje over één kort onderwerp schrijven). Geny zou zeggen: “want alles is met alles verbonden.” En dat is waar. 

Ik ben nooit sociaal afgesneden geweest. Als deze ziekte me iets leert, is dat ik nooit nooit nooit eenzaam hoef te zijn, zelfs niet op de zwartste, akeligste en beroerdste momenten van mijn leven. Nog steeds komt er elke dag iemand langs, baad ik me in de overweldigende aandacht van vrienden, familie en collega’s in de vorm van berichtjes, kaartjes, cadeautjes en andere vormen van betrokkenheid. Ook in de moeilijkste maanden (november, december, januari) nam ik deel aan de samenleving, al was/is dat niet op een manier waarop ik dat gewend was/ben. 

Tijdens de uitvaart van Geny – en dat is iets wat ze me postuum ook nog eens even meegegeven heeft – besefte ik dat ik samen met anderen, onder wie veel dierbaren, maar ook veel onbekenden, deel had aan eenzelfde ervaring, met verhalen over en herinneringen aan Geny, fantastische muziek en een haan die buiten rondhobbelde en op de meest toepasselijke momenten begon te kraaien. Een van de basaalste momenten van verbondenheid, realiseerde ik me, is samen eenzelfde ervaring doormaken, zelfs als je "datzelfde" allemaal anders ervaart. 

De Mongoolse boventoonzang en de West-Afrikaanse bell patterns die Geny uitgeleide deden hakten flink in mijn gehoorzenuwen, al zou ik over beide ook hele colleges kunnen (en willen!) geven. (Mijn neef Bas vertelde later dat het Haitiaanse Vodou Manbo (voodoo-priesteres) Micheline Forestal was - wow, de Black Atlantic is echt hoorbaar...) Ik herkende me zelf weer, net als in mijn reactie op dat krantenbericht. En ik herkende mezelf weer als iemand die samen met anderen een ervaring deelt, zoals ik dat ook in de klas probeer te doen, of tijdens een vergadering. Ik kon nu niets zelf doen. Maar dat hoefde ook niet. Ik was deel van iets dat groter was dan mezelf en dat voelde als een terugkomst. En dat doet niets af aan hoezeer ik Geny ga missen. 

Na de dienst heb ik nog een half uur koffiekamerconversatie met verschillende mensen tegelijkertijd kunnen voeren. Ook dat was ongelooflijk leuk. En het was een maand geleden nog volstrekt ondenkbaar geweest. 

Ik ben op tijd weg gegaan. In vier uur uit en thuis, en na thuiskomst meteen in bed. 

En dan nu de terugslag. De uitvaart was dinsdag. Dinsdagavond al kreeg ik de neurologische symptomen terug die al enkele weken weg waren: tremoren in mijn schouders. De truc - zo wist ik ook al in december, maar dat is nu bevestigd - is om die de ruimte te geven. Het is een ontlading van spanning die zich verder opbouwt als ik geen ruimte geef aan die ontlading. En omdat die tremoren zich alleen manifesteren in rust en pas na enige tijd (30-60 minuten) rust, moet ik heel veel rusten. 

De tremoren waren stevig dinsdagavond, maar woensdag waren ze al minder en de voorheen daarop volgende verstening van zenuwuiteinden in tenen, vingers en hoofd/aangezicht is vooralsnog uitgebleven. Donderdag was ik ont-zet-tend moe en echt wel wat minder lekker, maar geen enkel teken van de beroerdheid zoals ik die in november en december heb ervaren: geen misselijkheid, geen verlies van eetlust, geen algehele malaise, geen systeemcrash. Vrijdag was ik weer op het niveau van vorige week, kon ik weer fietsen en lopen op één dag. Mijn long-covid app gaf me gisteren en vandaag weer de hoogste scores (hartslag en HRV herstellen ook). Vandaag durf ik het schrijven van een blogje aan, na een ochtendwandelingetje in de stralende zon met zicht op de vrije vogels in de lucht.

Ik reken mezelf nog niet rijk. Ik ben nog heel erg ziek. Mijn verhoogde hartslag giert nog als een zwaailicht “zing-zong-zing-zong” van mijn ene oor naar mijn andere, als een snerpende flosdraad door mijn hersenen. De tinnitus mengt zich nog altijd gezellig met mijn stampende hart. Ik lig nog steeds zo’n 16 uur per etmaal in bed, het zuigelingen- en kleuterstadium ben ik nog niet ontstegen. Maar dankzij dat regime kan ik meer: fietsen, schrijven, samen met mijn familie de doden gedenken. Rushdie’s Midnight’s Children is bijna uit. En als het goed blijft gaan mag ik elke twee weken 1 energiepuntje erbij in mijn rantsoen. 

Ik tel mijn zegeningen, en blijf - in de woorden van mijn dierbare collega Sophie - rustig dobberen met land in zicht... Want ik ben me ervan bewust dat dat land ook weer tijdelijk uit zicht kan raken gedurende de komende maanden.    

Comments

Popular posts from this blog

De Trouwe Klokkenluider

De politiek van het ziek zijn (en beter worden)

Kennisvorming (2)