Tussen aan en uit

Voor ik ziek werd stond ik altijd aan. Of, zoals mijn goede vader zaliger altijd zei: "het is bij jou altijd hollen of stilstaan." Hij had gelijk. Hij had altijd gelijk. Of ik doe iets niet, of ik doe iets met alles wat ik in me heb. Iets half doen, of een beetje doen – ik weet eigenlijk niet hoe dat moet. Ik rust pas uit als ik moe ben van iets, en dan hoef ik ook niets, want dan heb ik de hele dag hard gewerkt, en/of heb ik 50 baantjes in het wedstrijdbad getrokken of ben ik naar de Alblasserwaard en terug gefietst. 

Die houding is zowel een kracht als een zwakte. Ik ben er ver mee gekomen (helemaal tot in de Alblasserwaard!). Maar als je met longcovid moet leven, is het wel een beetje lastig. Ik kan iets namelijk ook moeilijk wegleggen als het niet af is, terwijl het daar misschien wel beter van wordt. En, belangrijker: beter is voor mijn gezondheid, ook zonder longcovid.

Maar met longcovid moet je aan pacing doen. Er zit niks anders op. Elke activiteit opdelen in kleine porties en tussen die porties door rusten, ook (juist!) als je nog niet moe bent. Soms lukt me dat. Vooral als iets leuk is, zoals blogjes schrijven, lukt me dat niet. Ik heb er nu drie in mijn hoofd. Ik kan er niet op zaterdag één schrijven en op zondag één en op maandag nog één. Ze moeten gewoon nu af. Het lukt me intussen wel tussen de blogjes door te rusten, te mediteren of een hapje te eten. 

Maar zowel dat rusten als dat eten gebeurt dan wel maar half of een beetje. Al rustend zit ik toch zinnen te bouwen in mijn hoofd, en na een paar happen eten wil ik wel weer verder met schrijven. Alleen mediteren dwingt me de ruimte tussen aanstaan en uitstaan te verkennen.

Met mediteren, nog steeds veruit het meest belangrijke onderwaterscherm in het hanteren van mijn ziekte, is het enige wat je moet doen: afwachten wat zich aandient, dat waarnemen, laten gaan, en je vervolgens opnieuw openstellen voor wat zich aandient: een geluid, een gedachte, een stemming, een lichamelijke gewaarwording, ... En dat is moeilijk voor iemand die altijd activiteit ontplooit en gewend is elke millimeter van haar leven zo in te richten als zij het wil. 

Ik ben me er van bewust dat ik er nu over kan bloggen omdat ik weet dat ik weer beter word. Ik zal niet meer functioneren zoals ik functioneerde vóór de covidinfectie. Zowel de ergotherapeut als de psycholoog zijn daar heel duidelijk over. Voorheen ging ik namelijk rücksichtslos door tot iets af was. Nu zal mijn lichaam, getraind door 9 maanden ziekte, gaan protesteren ver voordat ik maar in de buurt van het rücksichtslose kom. Ik zal eerder signalen van mijn lichaam oppikken. En dat is alleen maar goed. Daar heb ik voor de rest van mijn leven “plezier” van. Het vergt wel een omschakeling van gedrag en attitude en die omschakeling (waaronder de acceptatie van het feit dat ik niet zoveel zal kunnen als vroeger), daar zit ik nog midden in. Maar ook mijn vrienden zeggen: "Eindelijk ga je eens op een niveau functioneren waarop de rest van de wereld ook functioneert. Dat is goed genoeg."

"Ik had graag een wat minder harde leerschool gehad om dat te leren" zei ik tegen de ergotherapeut. "Dan had je het niet geleerd" zei ze recht voor z'n raap met haar 27 jaar. "Dan was je gewoon doorgegaan." Ze heeft gelijk, wist ik. Ik was rücksichtslos doorgegaan. Tot een ander virus, of hetzelfde virus, of de endometriose of iets anders me gestopt had. In een even harde leerschool. 

Die ruimte tussen aanstaan en uitstaan moet ik nu verder gaan verkennen. Wakker zijn, maar niets doen. Prachtige brieven en berichten toegestuurd krijgen, maar niet antwoorden. Stilliggen in mijn bed en kijken hoe een meeuw zich op de luchtstroom van een windvlaag mee laat voeren. Die meeuw doet ook niets, en desondanks (of juist daarom) vliegt ie. Ik vind het lastig. Het is ook een decentralisatie van mezelf. Mijn onderzoeksprojecten lopen ook zonder mij door. Ik ben misbaar, vervangbaar, ook al weet ik heel goed dat mensen me missen.

Maar belangrijker nog: ook zonder dat ik iets “doe” heb ik agency, kan ik mensen inspireren, of een luisterend oor bieden, of in stilte aanmoedigen. Ook zonder dat ik iets “doe” worden er prachtige brieven aan me geschreven, een Berggeitballet gecomponeerd, een probleem of vraag gedeeld. Ook zonder dat ik iets "doe" kan ik iemand zijn. Er zijn meer van die drama’s bekend: getalenteerde jonge muzikanten die een blessure krijgen en hun muzikantschap moeten opgeven. Ik kan nu pas invoelen hoe rampzalig dat is. En toch kun je dan iets anders betekenisvols gaan doen, en de meeste mensen doen dat ook en halen daar voldoening uit. 

Nu ik weet dat me dit waarschijnlijk niet zal overkomen (de bedrijfsarts blijft zeggen: "Streven is terugkeer naar eigen werk", en ik durf dat sinds de citalopram te geloven), durf ik er over na te denken: mijn wezen, mijn zijn uit iets anders halen dan mijn werk. Enkele weken geleden nog waren zulke gedachtes (mijn wetenschappelijke carrière opgeven en tekstredacteur op een kantoortje worden ofzo) zo’n bron van wanhoop dat ik er niet eens in de buurt durfde te komen. En de ruimte tussen aanstaan en uitstaan bleef daarmee ook afgesloten. Ik durfde er niet in, want stel je voor dat ik dan richting de acceptatie van iets-niet-met-volle-overgave-doen zou gaan…?

Nu kan ik vaststellen dat hoe ik me op een dag voel belangrijker is dan hoeveel ik op een dag voor elkaar heb gekregen. Ik kan de schoonheid en de waarde zien van iets niet doen, blijven zitten en afwachten wat zich aandient en dat verwelkomen - wat het ook is. Maar dat is enkel omdat ik weer wat vaste grond onder de voeten heb. Ik blijf een zondags-Boeddhist

Comments

Popular posts from this blog

De Trouwe Klokkenluider

De politiek van het ziek zijn (en beter worden)

Kennisvorming (2)