Ennui

De scherpe keuzes die ik de komende tijd (jaren, wellicht) zal moeten maken met betrekking tot mijn activiteiten drijven op de absolute voorwaarde van rust. Ik ben van 14-16 uur per dag in bed terug naar 11-13 uur per dag. Een behoorlijke verkorting, waardoor ik ’s nachts beter slaap, maar als ik die rust overdag niet pak, kom ik de dag niet door. 

Tijdens die rust laat de Berggeit met de Twee Kunstheupen zich afzinken naar de bodem van een ondergronds meer. Even helemaal afschakelen. Of het slaap is of een andere vorm van bewustzijnsverlies weet ik niet. De mirtazapine maakt het er niet duidelijker op. Soms treden er in de ontspanning (die sowieso een uur kost voor ik “slaap”) milde tremoren op, maar dat zijn korte incidentele rillingen vergeleken met het urenlange schokschouderen in december. Restjes, hoop ik. 

Soms is de rust ook alleen maar een pauze van de prikkels. Nu ik dankzij de citalopram weer boodschappen kan doen, series op TV kan kijken, urenlang kan lezen, en de plantjes op mijn dakterras kan verzorgen, krijg ik misschien wel 1000 keer zoveel prikkels binnen als enkele maanden geleden. Ik kan die prikkels nu verdragen, maar ze slurpen nog steeds energie. TV kijken slurpt energie. Eten en drinken slurpt energie. Dus ik moet bewust op regelmatige basis een prikkelarme omgeving opzoeken. Platliggen, ontspannen, adem laag, ogen dicht en soms de koptelefoon op. 

Dan ben ik overgeleverd aan mijn gedachten die toch eigenlijk in de meeste gevallen neerkomen op de vraag of ik ooit weer beter word. In november en december had ik niet verwacht dat ik daar nog aan zou twijfelen met alles wat ik sindsdien weer kan. Maar die twijfel blijft. 

In dit nieuw stadium van de ziekte, zit ik in een nieuwe tussenruimte tussen aanstaan en uitstaan. Ik kan weer over zaken gaan nadenken: zingen, schrijven, werk, maar ik weet nog niet hoe ik dat een beetje kan doen. De implicatie van iets een beetje doen is dat ik me minder verantwoordelijk moet gaan voelen voor werkprocessen, samenwerkingen, sociale interacties – ik ben niet meer in mijn eentje verantwoordelijk voor een soepel verloop ervan, ook op de momenten dat ik weet wat er moet gebeuren of niet moet gebeuren om dat te faciliteren.

Waar zo’n inzicht voor veel mensen een gevoel van ontspanning teweeg zou kunnen brengen, leidt zoveel onbestemdheid bij mij vooral tot ennui. Dat begrip heeft voor mij tijdens deze ziekte nieuwe dimensies gekregen. Het is een persoonlijk gevoel van verveling, onthechting en lethargie, maar het is ook een maatschappelijk fenomeen, in literatuur vaak toegeschreven aan maatschappelijke elites die de hele dag geen fluit te doen hebben. De Frühromantiker, de Victorian novelists (onder wie veel vrouwen, want die hadden al helemaal niks te doen), de Franse existentialisten, en zelfs de postkolonialen (Said, Bhabha, Spivak) – ze zagen allemaal brood in een literaire uitwerking van deze ervaring. En hebben de Griekse goden niet ooit de mensen geschapen omdat ze zich zo verveelden? 

Ik beid mijn tijd door het openstaan voor prikkels in een prikkelarme omgeving. Dat zijn vooral visuele prikkels, want van de auditieve moet ik pauze nemen: de vorm van een wolk, de vlucht van een meeuw, de kleur van de lucht. In december heb ik langsvallende sneeuwvlokken met mijn ogen gevolgd. Die helpen als metafoor voor mijn gedachten die in het zicht komen en vanzelf weer uit zicht wegdwarrelen. 

En dankzij de ennui zie je ook wel eens dingen die onzichtbaar zijn. Een spinnetje dat langs mijn raam een web spint. Het web is alleen zichtbaar door de patronen waarmee het spinnetje zich laat abseilen en dan weer omhoog klautert. Druk. Druk. Druk.

Nog drukker is een ronddazende vlieg. Maar de kwalificatie ronddazend is een misvatting. De vlieg blijft steeds op dezelfde vierkante halve meter, zo’n 30cm onder mijn lamp. De lamp is uit, het is midden op de dag. Zou de vlieg de lamp zien? Of voelen? Waarom blijft hij bij de lamp? De vlieg vliegt geen rondjes maar rechte lijnen tegen onzichtbare wanden die de vierkante halve meter afgrenzen. Soms is het trouwens ook een vijfhoek of zeshoek waarbinnen hij of zij zich beweegt. Zijn hoek van inval is zijn hoek van uitval, net als een biljartbal. Hoe weet de vlieg waar die onzichtbare wanden zijn? Op basis waarvan bepaalt hij die? 

Zo is er in een staat van ennui een hele hoop te beleven. Het is het allemaal erg 4’33’’ zoals één van mijn trouwe lezertjes al opmerkte, als het dan maar niet veel langer duurt... En het klinkt meer zen dan het is: ik wil toch vooral eindelijk eens dat Jaap-Kunstarchief gaan ontsluiten. 

Comments

Popular posts from this blog

De Trouwe Klokkenluider

De politiek van het ziek zijn (en beter worden)

Kennisvorming (2)